Yoga - De weg naar Vervolmaking

Introductie naar Integrale Yoga
Home | Advaita Yoga | Nieuw | Bhagavad Gita | Over ons | Kontakt | Activiteiten | Agenda | Foto Gallery | Hatha Yoga | Raja Yoga | Integrale Yoga | Sivananda Yoga

Introductie naar Integrale Yoga door Richabhchand
 
Richabhchand heeft een een introductie geschreven over Integrale Yoga

De Integrale Yoga van Sri Aurobindo

HOOFD­STUK 1

Wat is yo­ga?

 

"Gro­ter dan de as­ce­ten, gro­ter dan de wij­zen en gro­ter dan zij, die zich toe­leg­gen op de werken, is de yo­gi. Word daar­om, o Arjuna, een yo­gi."1

 

We zouden, ge­zien de­ze op­vat­ting van de Gita, zelf een in­druk­wek­ken­de leer van een syn­theti­sche yo­ga en - met de Ve­da's en de Oe­pa­ni­sha­den - een deel van de hoogst ge­zag­heb­ben­de tri­a­de van het ou­de Hin­doe­ïs­me, met ­recht kunnen con­clu­de­ren, dat yo­ga in het ou­de In­di­a als de kern van de spi­ri­tu­a­li­teit werd beschouwd. An­de­re spirituele we­gen en me­tho­den zijn slechts be­na­de­rin­gen, voor­be­rei­din­gen, onder­ge­schik­te hulp­mid­de­len tot zui­ve­ring en voor­uit­gang, maar de weg van de yo­ga is de ko­nink­lij­ke weg, het snelst tot een re­sul­taat leiden­de en meest revolutionaire mid­del tot spi­ri­tu­e­le be­wust­wor­ding. Als we de le­vens van de groot­ste oos­ter­se en wes­ter­se mys­ti­ci be­stu­de­ren, zul­len we zien, dat ze hun be­lang­rijk­ste en meest be­slis­sen­de ver­wezen­lij­kin­gen ver­kre­gen hebben door yo­ga en niet door alleen maar ge­ves­tig­de me­tho­den of rou­ti­ne­prak­tij­ken te volgen. Dit wil niet zeg­gen dat gees­te­lij­ke oe­fe­nin­gen en prak­tij­ken geen waar­de heb­ben; ze heb­ben hun on­mis­ba­re plaats en nut in het spiri­tuele le­ven, en zon­der de­ze zul­len we nooit van een duur­za­me voor­uit­gang verzekerd zijn. Maar om in staat te zijn een we­zen­lij­ke ver­an­de­ring in het be­wust­zijn en het we­zen tot stand te brengen moe­ten ze ge­ïn­te­greerd wor­den in de yo­ga en door­dron­gen van haar be­zie­len­de en ver­e­de­len­de geest.

Maar wat is dan yo­ga? De etymologische be­te­ke­nis van het woord is ver­e­ni­ging, juk (En­gels: yoke, Duits: joch, La­tijn: jugum, Sans­kriet: yuj). Het be­te­kent ver­bin­ding of ver­­e­ni­ging van het men­se­lijk be­wust­zijn met iets ho­gers, iets bo­ven­zin­ne­lijks, iets dat eeu­wig en god­de­lijk is. De mens is in de on­we­tend­heid van zijn analytisch ver­stand, hoe­wel niet in de spiritu­ele wer­ke­lijk­heid, af­ge­sne­den van zijn trans­cen­den­te bron en steun. Hij be­schouwt zich­zelf als een af­ge­schei­den we­zen te­mid­den van tal­loze af­ge­schei­den we­zens en din­gen, zijn le­ven als iets, dat hem al­leen per­soon­lijk aan­gaat, zijn ge­dach­ten en ideeën als zijn ei­gen men­ta­le schep­pingen en be­zit, en zijn suc­ces­sen en mislukkin­gen als het ex­clu­sie­ve re­sul­taat van zijn per­soon­lij­ke in­span­ning. De­ze zelf­af­schei­ding, waardoor het in­di­vi­du uit de een­­heid van het heel­al en de eeu­wig­heid van het bo­ven­zin­ne­lij­ke losraakt, vormt zijn we­zen­lij­ke on­we­tend­heid, Adams val in het Pa­ra­dijs; zo­lang hij vol­hardt in de­ze egoïstische af­ge­schei­den­heid kan er geen spra­ke van zijn dat hij zijn ei­gen on­ein­di­ge en on­ster­fe­lij­ke Zelf, zijn spirituele ken­nis en vrij­heid alsook de waar­heid en een­heid van het universele be­staan terug­vindt. Al ont­wik­kelt zijn ver­stand zich nog zo sterk, het zal zich­zelf ertoe ver­oor­de­len om ein­de­loos en vruch­te­loos te blij­ven ­cir­ke­len rond de be­geer­ten en ver­lan­gens van de le­vens­ziel als het zijn gren­zen niet ver­legt en niet be­wust op weg gaat naar het On­ein­di­ge. Een fi­lo­so­fie, die voortkomt uit het pu­re in­tel­lect, is een ab­strac­tie of een mis­lei­den­de recht­vaar­di­ging van de op de maat­schap­pij ge­rich­te in­stinc­ten en nei­gin­gen van de on­we­ten­de men­se­lij­ke na­tuur. In het eer­ste ge­val heeft ze geen band met het le­ven, in het laat­ste ver­de­digt ze het le­ven: ze pleit dan eer­der voor het be­staan­de en voorbije dan dat ze een gids naar de toe­komst zou zijn. Haar hu­ma­nis­me is een povere ver­heer­lij­king van het nor­ma­le en ge­wo­ne en haar prag­ma­tis­me en re­a­lis­me, ver­bon­den met de ma­te­ri­a­lis­ti­sche we­ten­schap, een mid­del om het na­tuur­lij­ke, on­ver­an­der­de menszijn in stand te hou­den. De ver­los­sing be­staat er­in die vi­ci­eu­ze cir­kel te door­bre­ken door de geest naar bin­nen en naar bo­ven te rich­ten, door een op­stij­ging van het be­wust­zijn naar het On­ein­di­ge en Eeu­wi­ge, en een trans­for­me­rend neer­da­len van het On­ein­di­ge in het ein­di­ge. Dat is yo­ga.

De mens moet zich op de eer­ste plaats be­wust wor­den van de vele vormen van on­we­tend­heid waar­in hij leeft. Dit kan in som­mi­ge ge­val­len een ge­leer­de of bespiegelende on­we­tend­heid zijn, vervuld van een zelf­vol­da­ne hoog­moed en ei­gen­dunk, maar het is niet­te­min on­we­tend­heid, die vol­gens Sri Au­ro­bin­do ze­ven­vou­dig van na­tuur is en die het be­wust­zijn van de mens to­taal in zichzelf be­slo­ten houdt.

 

"We zijn on­we­tend van de Ab­so­lu­te die de bron is van al­les wat be­staat en ont­staat; we hou­den los­staan­de fei­ten van het be­staan­de en tij­de­lij­ke re­la­ties van wat ont­staat voor de he­le waar­heid van het be­staan. Dit is de eer­ste, de funda­men­tele on­we­tend­heid. We zijn on­wetend van het ruim­­te­lo­ze, tijdloze, on­be­weeg­lij­ke en on­ver­an­der­lij­ke Zelf; we hou­den de voort­du­ren­de be­weeg­­lijk­heid en ver­an­de­ring van wat in de kos­mos in Tijd en Ruim­te ont­staat voor de he­le waar­heid van het be­staan. Dit is de twee­de, de kos­mi­sche on­we­tend­heid. We zijn onwetend van ons u­ni­ver­se­le zelf, het kos­mi­sche be­staan, het kos­mische be­wust­zijn, ons on­ein­dig één-zijn met al­les wat be­staat en ont­staat; we hou­den on­ze be­perk­te, op het ego ge­rich­te verstan­delijkheid, le­vens­kracht en li­cha­me­lijk­heid voor ons wa­re zelf en be­schou­wen al­les wat ervan verschilt als niet-zelf. Dit is de der­de on­we­tend­heid, die van het ego. We zijn onwetend van ons eeuwig groeien in de Tijd; we hou­den dit klei­ne in Tijd en Ruim­te be­perk­te le­ven voor ons be­gin, ons mid­den en ons ein­de. Dit is de vier­de, de ­on­we­tend­heid be­tref­fen­de de tijd. Zelfs bin­nen dit kort­ston­di­ge groeien van ons in de Tijd zijn we onwetend van ons rui­me en complexe we­zen, van datgene in ons dat bo­ven­be­wust, on­der­be­wust, tus­sen­be­wust, al­om­vat­tend-be­wust is voor wie we aan onze oppervlakte geworden zijn; we hou­den die oppervlaktepersoon met zijn klei­ne se­lectie van dui­de­lijk ge­men­ta­li­seer­de er­va­rin­gen voor ons he­le be­staan. Dit is de vijf­de, de psy­cho­lo­gi­sche on­we­tend­heid. We zijn on­wetend van de wa­re grond­slagen van wat we be­zig zijn te wor­den; we hou­den het mentale, het vitale of het li­chaam, twee daarvan of alle drie, voor ons ware be­gin­sel of voor alles wat we wer­ke­lijk zijn, ter­wijl we uit het oog ver­lie­­zen wat hen sa­men­stelt en door zijn oc­cul­te aan­we­zig­heid be­paalt, en wat be­stemd is om door zijn eventueel op­tre­den hun wer­kin­gen op­per­mach­tig te be­ïn­vloe­den. Dit is de zes­de, de con­sti­tu­ti­o­ne­le on­we­tend­heid. Als ge­volg van al de­ze on­we­tend­he­den mis­sen we de wa­re ken­nis, lei­ding en vreug­de van ons le­ven in de we­reld: we zijn on­we­tend in on­ze ge­dach­ten, wil, aan­doe­nin­gen en han­de­lin­gen, re­a­ge­ren op ie­der punt ver­keerd of on­vol­maakt op de vra­gen van de we­reld, blijven ronddraai­en in een dool­hof van dwa­lin­gen en be­geer­ten, in­span­nin­gen en mis­luk­kin­gen, ver­driet en vreug­de, zon­de en mis­stap­pen; we vol­gen de boch­ti­ge weg en tas­ten blin­de­lings naar een steeds wis­se­lend doel. Dit is de ze­ven­de, de prak­ti­sche on­we­tend­heid."2

 

De­ze ko­los­sa­le en menigvou­di­ge on­we­tend­heid is toe te schrij­ven aan de ver­vreem­ding van het men­se­lijk be­wust­zijn van het on­ein­di­ge en u­ni­ver­se­le be­wust­zijn; ze kan slechts on­ge­daan ge­maakt wor­den door de­ schei­ding op te hef­fen. En yo­ga is het eni­ge mid­del, het e­ni­ge ef­fec­tie­ve spiri­tu­ele dy­na­mis­me dat de­ schei­ding vol­le­dig te­niet kan doen. Hier be­te­kent yoga niet de ver­e­ni­ging, die het doel is, maar het pro­ces of de me­tho­de waar­door de ver­e­ni­ging wordt be­reikt. Dit is de twee­de be­te­ke­nis van het woord. De mo­re­le re­gels en zelf­kas­tij­din­gen, me­ta­fy­si­sche be­spie­ge­lin­gen en over­we­gin­gen, zelfs re­li­gi­eu­ze cul­tus­sen en ge­loofs­be­lij­de­nis­sen heb­ben niets met yo­ga te ma­ken; ze be­we­gen zich immers bin­nen de gren­zen van het men­ta­le be­wust­zijn. Yo­ga is echter een be­we­ging van het men­se­lijk be­wust­zijn waar­door we door boven onszelf uit te stijgen in con­tact kun­nen ko­men met het On­ein­di­ge; ze is een re­gel­rech­te sprong of roe­ke­lo­ze duik in het Eeu­wige. Zelfs haar uit­gangs­punt wordt ge­kenmerkt door een ver­lan­gen naar een der­ge­lij­ke sprong of duik; haar drijf­­veer is een hon­ger naar de Ab­so­lu­te. Zo­lang er in het ver­stand een zelfvoldaan­heid be­staat o­ver zijn ge­dach­ten, idee­ën en prin­ci­pes en een tevreden ver­trou­wen in de wil om ­ze in prak­tijk te bren­gen, kan er van enige as­pi­ra­tie naar yo­ga geen sprake zijn; ons he­le spirituele en re­li­gi­eu­ze le­ven zal dan alleen maar be­staan uit mo­re­le in­span­nin­gen of ce­re­mo­ni­ë­le ge­brui­ken met als doel en­kele oppervlakte-elementen van on­ze na­tuur te zui­­ve­ren en te lou­te­ren. Yoga - elke ware yoga, welke haar naam ook moge zijn - is re­vo­lu­ti­o­naire spiritualiteit; het is een uitbreken uit de ge­vangenis van ons verstand, de draai­kolk van de le­vens­kracht, of de starheid van het fysieke bestel en een hartstochtelijk om­hoog­wieken naar de hoogten en wijd­ten van de Geest. Mystiek is haar ziel en een boven­rationeel elan van het innerlijke wezen haar onweer­staanbare drijf­kracht. Het is een van de meest gedurfde avon­turen van het menselijk be­wustzijn, vol gevaren en moeilijkheden, blootgesteld aan mislei­ding door valse schijn en aan het gevaar te stranden of schip­breuk te lijden op de zand­ban­ken van egoïstische genoegens. En toch is het een avon­tuur waarin ieder menselijk wezen zich in dit of in een an­der leven zal moeten stor­ten, omdat het de enige weg is naar de onontkoombare zelf­transcendentie en naar de goddelijke vervulling, die zijn bestemming is. Welke ge­va­ren trot­seert hij al niet, welke risico's loopt hij niet man­haftig in de avonturen van zijn materiële be­staan! Hoeveel levens zijn er niet opge­of­ferd in de expedities en ontdek­kingstochten die eeuw na eeuw wer­den ondernomen! Mis­luk­king op mislukking werden aanvaard op de weg naar het begeerde doel, schrikwekkende be­drei­gin­gen en be­proevingen, zware ont­be­ringen en moei­lijkheden wer­den resoluut getrotseerd, en toch heeft de drang van de mens naar avontuur zich niet laten verslaan of ont­moe­digen. Ze heeft lijden en mar­te­laar­schap omhelsd in dienst van de wetenschap en de algehele vooruitgang van zijn intellectuele en materiële doel­stel­lin­gen. Als dat de prijs is die bereidwillig werd betaald voor het be­rei­ken van voorbijgaande aardse suc­ces­sen, is het dan te ver­wonderen dat de eli­te van de mensheid, zij die spiri­tueel ont­wikkeld zijn, in alle eeu­wen en windstreken alles op het spel hebben gezet voor de ontdekking van de waar­heid van hun bestaan en de onverwoestbare essentie van hun wezen? Is het zo verwonderlijk dat zij zich heb­ben in­ge­span­nen, ge­stre­den en gele­den om zich van het Oneindige en Eeuwige bewust te worden zonder zich­zelf enig uitstel of ver­po­zing te gunnen? Is het te verwonderen dat zij, met het ge­voel te verstikken in de duistere spelonk van het ver­stand en ge­kweld door de niet aflatende prikkel van de begeerten, hunkerden naar een glimp van het Licht en de adem van de innerlij­ke vrijheid? "...Als de Godheid ook maar iets te beteke­nen heeft, is het dan niet enige moei­te, tijd en werk waard om Hem te volgen? Moeten we dan vasthouden aan onze eis om Hem te bezitten zonder de minste inspanning of moei­te, zon­der het minste offer en lijden? Het is be­paald onre­delijk een dergelijke eis te stellen."3

Maar er zijn yoga's en yoga's. Er zijn onechte en ech­te yo­ga's. Er zijn eenzijdige en be­perkte yoga's, naast veel­omvat­tende en integrale. Iets dat echt is, is niet noodza­ke­lijk ver­dacht omdat het vervalst kan worden. Welke tak van wetenschap, welk voorwerp van menselijk on­derzoek wordt niet door bedrog ge­volgd en door op­lich­ters gezocht om te wor­den nage­maakt? De zoeker van de Waarheid kan, als hij er een innerlijk besef van heeft en geloof in haar bestaan, nooit worden afgeschrikt of ont­moe­digd door verval­singen en oplichterpraktijken: hij gaat recht op zijn doel af, welke afleidingen en moei­lijk­heden hij op zijn weg ook te­genkomt. Be­drog is er al­leen om de zwakken in het geloof op een dwaal­spoor te bren­gen; het wekt twij­fel en schroom in hen op, benevelt hun ver­stand en brengt het in verwarring, en het verslapt hun wil om iets tot stand te brengen. Maar zij die in het geloof sterk zijn weten dat van elk authentiek iets een over­eenkomstige vervalsing bestaat, waarvan het de func­tie is de waarde van haar tegendeel te bewijzen. Boven­dien worden allerlei ongewone handelingen en praktijken op één hoop gegooid onder de algemene term yoga. Van zwarte kunst tot levitatie, van het slik­ken van bijtende zuren tot het lopen over vuur - elke buitengewone de­mon­stratie van oc­culte en magische krachten wordt gebruikt om het ver­stand te imponeren en zijn kijk op spirituele waar­den te vertroe­be­len. Zoals ik boven al heb gezegd is yoga een contact of vereniging met het Oneindige en Eeu­wi­ge en niet met louter buitenstoffelijke wezens en krach­ten. Ze is een di­recte uiting van het bewustzijn en wezen van de mens om door een reeks zelfzuiveringen en zelfverruimingen tot de Waar­heid van het bestaan en zijn onvoorwaardelijke vrede en vreugde te ko­men. Ze is een over­stijging van het ego, een over­win­ning op de begeerten en een bevrij­ding uit de greep van blinde harts­toch­ten. Op haar best is ze een volledige en onherroepe­lijke omkering van het bewustzijn, een verwerven van de onster­fe­lijkheid van de Geest en een afleggen van het gewone, gehavende masker van het menszijn. Yoga is het enige mid­del waar­door de mens goddelijk kan worden en zijn leven vol inspanningen en zorgen een trilling en lofzang van licht.

Er zijn echter verschillende soorten van authentieke yoga's, ieder met hun eigen me­thode en resultaat. Hoewel ze alle het On­eindige en Eeu­wige tot doel hebben, zijn het uit­gangs­punt, de bena­dering en het con­tact bij ieder ver­schillend. De meeste ge­bruiken één deel van het mense­lijk wezen als hefboom en leiden het be­wustzijn via deze naar het Oneindige. Enkele bestrijken een groter veld en hebben een ruimere bena­dering en werken aan de hand van de complexe elementen van de menselijke natuur, waar ze me­nige knoop ontwarren, me­nige kronkel ver­wij­de­ren en iets van de glans van het Oneindige op aarde tot uit­drukking bren­gen. Ik stel me voor in het volgende hoofd­stuk dit onderwerp van de ver­schil­len­de soor­ten yoga's te behandelen. Hier zal ik me be­perken tot een be­schou­wing van de onvermijdelijke - en ik zou ook kunnen zeggen dwin­gende - noodzaak van de yoga voor een radicale veran­dering van het menselijk bewustzijn, zon­der welk de hui­dige menselijke cultuur en beschaving, die gebukt gaan onder de mate­riële zorgen en ver­blind worden door dier­lijke hartstochten, zichzelf in het verval zullen storten en weldra zullen op­houden te bestaan. In zijn evo­lutie heeft de mens een stadium bereikt waarin zijn natuur erin moet toestemmen veranderd te worden in de Ho­gere Natuur of­wel zal afglijden naar de ondergang.

Als we met een zoekend en onpartijdig oog een blik wer­pen in het hart van de univer­sele werkingen van de Na­tuur in de mate­riële wereld, beseffen we dat het hele leven een yoga is: een zich langzaam, spi­raals­gewijs moeizaam ontwikke­len­de, giganti­sche yoga van de Natuur met als doel een pro­gres­sieve weergave en openbaring van het goddelijke Beeld in haar eigen uit­druk­kings­vor­men. Van de oeruitbarsting van ener­gie die de ruimte bestrooit met zonnen en sterren, en de ineens verschijnende le­vens­vonk die de aarde doet glimlachen met het frisse groen en het zich bewe­gende wonder en de ver­scheidenheid der schep­ping van de dieren met hun zich steeds uitbreidende gamma van gevoelens, uit­drukkingsvermo­gens en organen, tot de fenomenale uitgroei van het verstand, de ver­beel­ding en de intuïtie in de mens, zijn sierlijk symme­trisch lichaam, zijn hart rijk aan gevoelens en emoties, zijn onver­schrok­ken en avon­tuurlijke geest, zijn vermogens van vooruitziendheid en vindingrijkheid, en boven alles zijn aan­voe­len van de Godheid in hemzelf en zijn niet afla­ten­de, hoewel slechts vaag gevoelde en zeer onvolmaakt gere­a­li­seer­de aspiratie naar oneindigheid en onster­fe­lijk­heid, zuiver­heid en vrijheid en geluk­zalige harmonie - dat is allemaal niets anders dan een geweldige inspan­ning, een doel­ge­richt streven, een lange en uit­puttende yoga van de Na­tuur voor de onversluierde manifesta­tie van de Ene die ze in zichzelf ver­borgen houdt, en voor een be­wuste, voortdurende en dyna­mische vereni­ging met Hem in haar aardse spel. De Natuur is niet onbewust en blind, en haar uni­versele inspanningen geen roekeloze gok van wille­keur en toe­val, geen doelloos ver­bruik van energie - zij is zwanger van God.

 

"Maar wat de Natuur zich voor de massa ten doel stelt langs de weg van een langzame evolu­tie, dat brengt de yoga voor de enke­ling tot stand door een snelle revo­lu­tie. Ze werkt door al haar energieën op te drij­ven, door al haar vermogens te veredelen. Terwijl ze het spiri­tuele le­ven slechts met moei­te ontwikkelt en steeds weer van het bereikte ni­veau moet terugvallen om haar lagere ver­wezenlijkingen uit te werken, kan de gesublimeerde kracht, de geconcentreerde methode van de yoga recht­streeks de volmaaktheid van het mentale bewust­zijn berei­ken en zelfs, als ze dat wil, de volmaaktheid van het lichaam. De natuur zoekt het Goddelijke in haar eigen sym­bolen; yoga gaat boven de Natuur uit tot de Heer van de Natuur, boven het univer­sum tot de Transcen­dente, en ze kan dan met het fiat van de Almachtige terugkeren met het trans­cendente licht en de transcen­dente kracht."4

 

Yoga kan tegelijkertijd de weg en het uiteindelijke doel van de evo­lu­e­rende Natuur genoemd worden. Maar in de onwe­tend­heid waar de Natuur door­heen moet om de volmaakte yoga of vereniging met de Godheid in de oneindigheid van Zijn Kennis te bereiken, vergeet ze in haar schepselen, hoewel niet in de stille diepten van haar wezen, de voor­naamste en alles bepalende waarheid van haar be­staan en evo­lutie in de mate­riële wereld: dat het zich ont­wik­ke­lende ego als een sluier is tussen die wereld en haar Heer. In de mens bouwt het ego een dikke muur op tussen het indi­vi­duele en het uni­versele, met als resultaat dat het individu zichzelf slechts ziet als een eindig, ster­fe­lijk wezen dat verwikkeld is in een onge­lijke strijd met de geweldige, on­voorspelbare krachten die het van­uit vele on­zichtbare bronnen bestormen. Maar - en dit mag paradoxaal lij­ken - hetzelfde ego dat de nadruk legt op verdeling en tweedracht be­sluit, nadat zijn ontwikkeling voltooid is, de muur af te breken, en zoekt door zijn gewil­de zelfvernie­tiging de groei en vervulling van de ware spi­ri­tuele persoonlijk­heid. De Natuur begint dan in het indi­vi­du te hunkeren naar een bewuste en constante yoga met haar eeu­wige Heer en Minnaar. Wat een langzame en onbewuste yoga was die met veel terugvallen en omwegen op verborgen wijze werd beoe­fend, wordt nu een snel wer­kende bundeling van geconcentreerde krachten die erop uit trekt om de Werke­lijk­heid te veroveren. De bewuste samen­werking van de ontwaakte en aspi­re­rende individuele wil met de goddelijke Wil ver­snelt de loop van de evolutie en balt het werk van vele eeu­wen samen in één enkel leven en zelfs in en­kele compacte maar rijk ge­vulde jaren. Dit is het onschatbare voor­deel van de yoga, nl. dat ze een ver­snellende en revolu­tionaire kracht is die door hogere spi­rituele krachten ondersteund, versterkt en opgevoerd wordt om haar bekronend resultaat te bereiken. Yoga maakt zich los van het trage proces van de Natuur, en door alle energieën van het individuele wezen op te voeren en zijn centrale wil aan te vuren, voert ze het mee naar de onver­mijdelijke vervul­ling van zijn leven: de vrij­heid en onsterfelijkheid van het Eeuwige en Oneindige.

De tijden zijn vol van de belofte van een algemene ver­brei­ding van de yoga onder de mensen. Enerzijds is ont­aar­ding ver doorgedrongen in de menselijke natuur; de nobele idealen, de ho­gere spirituele waarden van het men­se­lijk leven hebben zich op de achtergrond terug­ge­trok­ken, waar­door ze de dierlijke lusten vrij spel geven om zich aan de opper­vlakte uit te le­ven. Ander­zijds is er een zoeken, een aspi­ratie, in de storm­achtige duis­ternis nog maar nauwe­lijks duidelijk merkbaar, zwak en flik­ke­rend in de stormach­tige duisternis, maar aanhoudend en ge­staag, naar een totale her­ziening, een radicale veran­de­ring van het doel en de in­span­ningen van het leven. Daar­om is er een beslissend con­flict aan de gang tussen twee tegengestelde mo­gelijkheden. Re­li­gie, ethiek, de so­ci­ale en politieke geloofsbelijdenissen, lite­ratuur en kunst, de natuur­wetenschap en haar materia­lis­tische ideo­lo­gieën hebben alle gefaald om de algehele ach­ter­uitgang en het verval tot staan te brengen; de mens wordt snel van zijn menselijkheid be­roofd. En toch is onte­gen­zeglijk de goddelijkheid diep in hem aan het ontwaken en drin­gen de eerste licht­stralen door in zijn duisternis. Zal uit deze kille en dorre winter niet eenmaal een hemelse lente opbloeien? Welke alchemie, welke kracht van God kan dit wonder te voorschijn tove­ren? Er is slechts één alche­mie, één onweerstaanbare kracht - en dat is yoga. Als de on­dergang van het menselijk ras moet worden afge­wend is de opgang naar een hoger bewust­zijn en een goddelijke beke­ring en metamor­fose van het hele menselijke wezen door de kracht van de Godheid het enige middel. Een uitzichtloze en alles doordringende dege­neratie roept om een radicale en revolu­tio­naire bevrijding - en dat kan alleen yoga zijn.

 

"Elke yoga is van nature een nieuwe geboorte; ze is een ge­boorte uit het gewone, gementali­seerde, materiële leven van de mens tot een hoger spi­ritueel bewustzijn en een groter en god­delijker bestaans­wijze. Geen en­kele yoga kan met succes begonnen en gevolgd wor­den als we niet sterk van de noodzaak van dat grotere spirituele bestaan bewust zijn... En om­dat yoga in wezen betekent een zich afwenden van het gewone mate­riële en dierlijke leven zoals dit door de meeste mensen wordt geleid, of van een meer ver­standelijke maar nog steeds beperkte ma­nier van leven zo­als die door enkelen wordt ge­volgd, naar de goddelijke weg, is elk deel van onze energie dat wordt besteed aan het lagere bestaan in de geest van dat be­staan tegen­strij­dig met ons doel en onze toewijding aan dat doel. Daaren­tegen betekent elke energie of activiteit die we van haar ge­hecht­heid aan het lagere kunnen be­keren en aan de dienst van het hogere toe­wij­den een grote winst op onze weg en een even groot verlies voor de krachten die zich tegen onze vooruitgang verzetten. Het is de moei­lijk­heid van deze totale omkering die de bron is van alle misstappen op de weg van de yoga. Want heel onze natuur en haar omgeving, heel ons per­soonlijke en universele zelf zijn vol gewoonten en invloeden die zich tegen onze spiri­tuele wederge­boorte verzetten en de oprechtheid van onze inspanning tegenwer­ken. In zekere zin zijn we niets anders dan een com­plexe massa mentale, vitale en fysieke gewoonten die door een paar lei­dende ideeën, verlangens en asso­ciaties bij elkaar worden gehouden - een amalgaam van zichzelf steeds herhalende klei­ne krachten met een paar over­heersende vi­braties. Wat we ons in onze yoga ten doel stellen is niets minder dan een breuk met de hele formatie van ons verleden en heden, die de gewo­ne mate­riële en mentale mens vormt, en de schepping in ons­zelf van een nieuwe gecentreerde visie en een nieuw geheel van acti­viteiten, waardoor een god­delijke mensheid of een suprahumane natuur zal ontstaan."5

 

Dit dan is de aard van de yoga waarvan de algemene ver­brei­­ding onder de mensen de volgende evolutionaire sprong lijkt te zullen zijn; want evo­lutie verloopt cyclisch en niet recht­lijnig, en het oprij­zen van een nieuwe dageraad uit de duisternis van een voor­bije nacht is niet iets on­zinnigs, maar de onontkoombare wet van de Natuur. Een materia­lis­ti­sche mensheid, verdord en verwrongen door on­geloof en begra­ven onder het afval van haar vergankelijke verworvenhe­den, zal opstaan en zich ten­slotte richten op de beoe­fening van de yoga, teneinde haar godde­lijk erf­deel te heront­dekken en haar leven op aarde opnieuw te fun­deren op de dynami­sche een­heid en harmonie van de alles­doordringende Geest.

Enter supporting content here

Yoga Zoetermeer *Chris Duindam*